This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Basisstof 3 De Man
Slide 1 - Slide
Wat ga je leren?
Je kunt de delen van het mannelijk geslachtorgaan benoemen met functie en kenmerken. Ook kun je het verschil tussen een zaadcel en een eicel omschrijven.
Slide 2 - Slide
Hiernaast zie je een schematische afbeelding van het geslachtsorgaan van een man.
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.
Zaadleider
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Bijbal
Zaadbal
Urinebuis
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
1) In de afbeelding is onder andere het voortplantingsstelsel van een man weergegeven. In welk deel worden de spermacellen aangemaakt?
Geef aan met X
X
Slide 6 - Drag question
Uitwendige geslachtorgaan man
Penis
Eikel
Balzak
Voorhuid
Plasbuis opening
Slide 7 - Drag question
Secundaire geslachts-kenmerken van de man.
Secundaire geslachts-kenmerken van de vrouw.
Secundaire geslachts-kenmerken van de man en de vrouw.
groeispurt
lichaamshaar
gezichtshaar
toename van spieren
ontwikkeling van geslachtscellen
borsten
bredere heupen
ronde vormen
lage stem
Slide 8 - Drag question
Penis
Schaamlippen
Balzak
Vagina
Man
Vrouw
Slide 9 - Drag question
Hiernaast zie je een schematische afbeelding van het geslachtsorgaan van een man.
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.
Zaadleider
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Bijbal
Zaadbal
Urinebuis
Slide 10 - Drag question
Wat is hier de prostaat?
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 11 - Quiz
De prostaat ligt net onder blaas bij mannen. Wat produceert de prostaat?
A
Hormonen
B
Vocht
C
Zaadcellen
Slide 12 - Quiz
Wat is een zwellichaam?
A
hierin ontwikkelen eicellen zich
B
hierin worden zaadcellen gemaakt
C
middel datzwangerschap tegengaat.
D
deze vullen zich met bloed zodat de man een erectie krijgt
Slide 13 - Quiz
Wie heeft er zwellichamen in zijn/haar geslachtsorganen?
A
Vrouw
B
Man
C
Beide niet
D
Beide wel
Slide 14 - Quiz
Prostaat
Zaadleider
Zwellichaam
Urineleider
Zaadbal
Voorhuid
Zaadblaasje
Slide 15 - Drag question
Wervelkolom
Zaadleider
Zwellichaam
Zaadbal
Bijbal
Zaadblaasje
Prostaat
eikel
Voorhuid
Urineleider
Blaas
Balzak
Penis
Slide 16 - Drag question
Wat is een prostaat?
A
Een onderdeel van de blaas
B
Een orgaan dat zorgt voor voorplanting bij mannen en vrouwen
C
Een onderdeel van het mannelijk geslachtsorgaan
D
Een ander woord voor blaas bij mannen
Slide 17 - Quiz
Wat is sperma?
A
zaadcellen
B
zaadcellen in de vagina
C
zaadcellen met vocht en voedingsstoffen
D
zaadcellen met water
Slide 18 - Quiz
balzak
voorhuid
eikel
zaadblaasje
zwellichaam
teelbal
bijbal
prostaat
zaadleider
urinebuis
penis
urineblaas
3
2
1
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Slide 19 - Drag question
Drie uitspraken over de zaadlozing van een man zijn:
1. Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt orgasme genoemd.
2. Alleen bij geslachtsgemeenschap kan een zaadlozing plaatsvinden.
3. Tijdens een zaadlozing komen er duizenden zaadcellen vrij.
Welke van deze uitspraken zijn juist?
A
alleen uitspraak 1
B
alleen uitspraak 2
C
alleen uitspraak 1 en 2
D
alleen uitspraak 2 en 3
Slide 20 - Quiz
Penis
Urineleider
Eikel
Voorhuid
Slide 21 - Drag question
Zoek op in je boek!
Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid
Slide 22 - Drag question
X
X
Zaadblaasje
Urineblaas
Teelbal
Bijbal
Balzak
Prostaat
Zaadleider
Eikel
Voorhuid
Urinebuis
Zwellichaam
Slide 23 - Drag question
Tijdens een zaadlozing komt sperma uit de penis. In sperma zitten zaadcellen. Wat zit er nog meer in sperma?
A
eicellen
B
gal
C
urine
D
zaadvocht
Slide 24 - Quiz
Wat klopt er NIET over de zaadlozing?
A
Bij een zaadlozing komt sperma komt met schokken uit de penis.
B
1 zaadlozing bevat tussen de 100 en 400 miljoen zaadcellen.
C
Een zaadlozing kan 's nachts spontaan gebeuren.
D
Een zaadlozing komt zowel bij mannen als bij vrouwen voor.
Slide 25 - Quiz
een zaadlozing is ongeveer
A
1-3 ml
B
3-5 ml
C
5-7 ml
D
7-9 ml
Slide 26 - Quiz
Wat is de gemiddelde snelheid van een zaadlozing?
A
20 km/u
B
30 km/u
C
40 km/u
D
45 km/u
Slide 27 - Quiz
Welke is een zaadcel? Welke een eicel?
Zaadcel
Eicel
Slide 28 - Drag question
Een zaadcel wordt geproduceerd in de ....
A
Prostaat
B
Bijbal
C
Teelbal
D
Eierstok
Slide 29 - Quiz
De eicel wordt bevrucht door de zaadcel. Waar wordt de eicel bevrucht door de zaadcel?
A
In de baarmoeder
B
In de eileider
C
In de vagina
D
In de eierstok
Slide 30 - Quiz
Een eicel is veel ..... dan een zaadcel
A
Kleiner
B
Groter
Slide 31 - Quiz
Als een zaadcel een eicel is binnengedrongen dan kunnen andere zaadcellen er nog bij.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Een eicel is .....
A
kleiner dan de zaadcel
B
even groot als een zaadcel
C
groter dan een zaadcel
Slide 33 - Quiz
ZWEEPSTAART
KOP
Slide 34 - Drag question
Zaadcel
Eicel
Sleep de woorden naar de juiste plek
Bevat reservevoedsel
Hebben een zweepstaart
Kleinste cel van het lichaam
Kan zelf niet bewegen
Kan zelf bewegen
Grootste cel van het lichaam
Slide 35 - Drag question
Klaar?
Maak nu opdracht 1, 4, 7 en 10 samenhang in je leerwerkboek blz. 28 t/m 36.
Kijk vervolgens je antwoorden na en verbeter met een andere kleur pen.